De vrijdag na mijn verjaardag kwam Erwin weer naar huis. Als ik er nu over nadenk ben ik wel heel blij en dankbaar dat dat kon. Elk weekend werd Erwin met een ambulance naar huis gebracht en op maandag weer opgehaald. Vooral nu we wisten dat Erwin niet meer beter zou worden, was het heerlijk om hem thuis te hebben en nog zoveel mogelijk van elkaar te genieten.
Ook voor Rick en Anouk was het goed dat papa thuis was. Doordeweeks moesten ze natuurlijk naar school en ze konden daardoor niet zo vaak mee naar het ziekenhuis. Vooral Rick had het daar heel moeilijk mee en hij kwam ’s avonds dan ook regelmatig zijn bed uit. In de weekenden werd de verloren tijd met papa dubbel en dwars ingehaald. Dan voelde het bijna weer normaal.
Tijdens mijn dagelijkse autoritjes naar Utrecht luisterde ik veel naar een cd van Jeroen van der Boom. Het nummer ‘Niemand anders’ (https://youtu.be/6mbU6qC_OBM) raakte me heel erg en dat liet ik aan Erwin horen. Toen het liedje was afgelopen begon Erwin te huilen en zei dat het wel heel erg toepasselijk was.
Hij zei dat er iets was wat hij nu alvast graag wilde zeggen, ook al was het misschien voorbarig. Hij zei dat hij niet wilde dat ik alleen zou blijven als hij er niet meer was. Dat er vanzelf een leuke vent voorbij zou komen en dat ik er dan voor moest gaan. Omdat hij me dat gunde en niet wilde dat ik de rest van mijn leven alleen zou blijven.
Ik huilde ondertussen ook en zei dat ik helemaal geen ander wilde en daar ook helemaal niet mee bezig was. En dat ik hem ook wat wilde vragen, ook al wist ik niet of het mogelijk was. Ik vroeg Erwin om bij ons in de buurt te blijven als hij dood was. Omdat ik het niet alleen kon. Erwin zei dat hij niet geloofde dat er meer was tussen hemel en aarde, maar dat hij op me zou wachten als er wel iets zou zijn.
En dat stelde me toch wel een beetje gerust.