Miranda Staring

Leefcoaching en Human Design

Uit mijn dagboek: 14 en 15 mei 2008

14 mei 2008 – Ik ga bij pap en mam een bakkie doen. Als ik naar huis wil gaan belt Erwin. Hij vraagt of ik zo snel mogelijk wil komen. De oncoloog wil die middag met ons praten en de maatschappelijk werkster (MW) wil ons ook spreken, het liefst daarvoor. Ik sta te trillen van spanning. Pap en mam komen achter me aan om de kinderen op te vangen.

Onderweg bel ik Erwin terug, omdat ik niet snap waarom de MW ons voor de afspraak met de oncoloog wil zien. Erwin legt uit dat ze ’s middags geen tijd heeft. Hij zegt dat ik pap mee moet nemen, omdat het voor mij gezelliger is. Onderweg zeg ik tegen pap dat ik er geen goed gevoel over heb. Ik ben niet gek.

In het ziekenhuis praten we wat met Erwin en dan komt de MW ons halen. Als we met zijn drieën zijn vertelt Erwin dat de oncoloog ‘s ochtends al bij hem is geweest en heeft gezegd dat het gezwel door de chemo niet helemaal weg zal gaan. Ik zeg dat we dat toch al wisten, maar dan zegt hij dat het dus helemaal niet meer weggaat. Daarna begint hij te huilen. Ik probeer hem te troosten en begrijp er niks van. Dan legt de MW uit dat de oncoloog aan Erwin heeft verteld dat hij ongeneeslijk ziek is. Dat kwartje valt wel!

De oncoloog blijkt dus ’s ochtends bij Erwin op zaal te zijn gekomen en hebben verteld dat ze met de chemo het gezwel konden verkleinen. “Dat is fijn, maar wat wil je daar nou mee zeggen?” had Erwin gezegd. “Dat we je leven daarmee kunnen verlengen”, zei ze. “Dat is iets waar ik nog niet mee bezig ben”, had Erwin gezegd, “of wil je zeggen dat ik niet meer beter word?” “Ja, maar dat wist je toch al?” had ze gezegd. Nou niet dus.

Even later komt de oncoloog haar excuses aanbieden en ze vertelt dat ze niet wist dat wij nog niet op de hoogte waren. Wat erg dit! Niemand heeft ons ooit verteld dat het zó ernstig was. Ze stelt voor Erwin eerst te bestralen om daarmee de tumor zoveel mogelijk te verkleinen en dan met chemo de uitzaaiingen aan te pakken. Wij hebben geen vertrouwen meer in het UMC en willen voor een second opinion naar een ander ziekenhuis. Dat wordt geregeld.

’s Avonds vertellen pap en ik alles aan mam. Die schrikt zich ook rot en samen janken we erom. Ik zie het even niet meer zitten.

15 mei 2008 – Jarig. Wat een kutdag.

’s Ochtends komen Rick en Anouk voor me zingen. Ik ben midden in de nacht wakker geworden met de rotzenuwen in mijn lijf en kwam niet meer in slaap. Ik voel me waardeloos. Ik probeer nog een beetje te genieten van de kids die zo lief voor me zingen, maar eigenlijk lukt het niet zo goed. Ik hoop maar dat zij het niet gemerkt hebben.

Op school vraagt juf Kim hoe het gaat en ik vertel haar het slechte nieuws. Ze schrikt. Gelukkig kan ik Juf Kirsten ontlopen, want ik ben bang dat als ik het aan haar moet vertellen, dat ik het dan niet droog houd. Juf Lyda vraagt me bij de deur hoe het gaat en ik vertel het haar ook. Zij zal Kirsten op de hoogte brengen.

Thuis bel ik Erwin want ik trek het gewoon niet. Ik ben op van de zenuwen. Het bericht van gisteren hakt er zo vreselijk hard in. Erwin zegt dat ik de huisarts moet bellen om te vragen of hij iets kan voorschrijven waar ik rustiger van word.

Eigenlijk wil ik dat helemaal niet, want Rick en Anouk zijn er ook en ik moet wel wakker worden en alert zijn als er iets gebeurt. Ik bel toch maar en praat de assistente bij. Zij zal in overleg met de huisarts iets voorschrijven waar ik niet suf van word.

Later die ochtend komen mijn zwager en schoonzus een bakkie doen en we gaan samen naar het ziekenhuis. Erwin wordt nog even gewogen en dan blijkt dat hij in een week tijd 9 kilo is afgevallen tot 76 kilo. Ja, maak dat iemand anders maar wijs. Dat kan toch niet. Mijn zwager belooft dat hij wat drankjes mee zal nemen om Erwin wat aan te laten sterken.

Als ik naar bed ga, neem ik een half pilletje in, omdat ik het toch wel spannend vind om wat in te nemen. Daar slaap ik gelukkig goed op.

We hebben iets leuks om naar uit te kijken, want Erwin komt morgen voor het weekend naar huis.