24 april 2008 – Om kwart over 9 meld ik me in het ziekenhuis bij Erwin, want vandaag wordt hij overgebracht naar het UMC in Utrecht, waar ze hem verder gaan behandelen. Hij is nerveus, maar ik niet. Ik ben vol vertrouwen, want nu wordt hij eindelijk geholpen. Toen wisten we nog niet hoe je leven in één dag kan veranderen.
Om half 11 staan er ineens 2 ambulancebroeders voor onze neus en Erwin gaat op de brancard. Het eerste stukje rijd ik achter de ambulance aan, maar het gaat me te langzaam, ik zie ze wel weer in Utrecht. Als ik bij het ziekenhuis aankom vind ik het maar klein, maar er zijn meerdere vestigingen, dus het zal wel goed zijn. Als ik om het ziekenhuis heen rijd, blijkt het toch gigantisch te zijn, er werken wel 10.000 mensen.
Ik moet even zoeken voor ik op de juiste afdeling sta en als ik me net heb voorgesteld aan Lonneke, een van de verpleegkundigen, komen de ambulancebroeders er al aan met Erwin. Hij ziet er een beetje afgeknoedeld uit, net of de reis hem een hoop energie heeft gekost, maar dat vertel ik hem maar niet, het is zo ook al spannend genoeg.
We worden door Lonneke naar de kamer gebracht en Erwin krijgt een prachtige stek bij het raam. Hij ligt er een beetje onwennig bij en zegt dat hij het in het Spaarne gezelliger vond. Ik heb het zelfde gevoel. Mijn grote liefde helemaal alleen in Utrecht in een enorm ziekenhuis, dat ook nog niet naast de deur is, want ik heb er ’s-ochtends een uur over gereden. Maar Lonneke is heel aardig voor ons en stelt ons op ons gemak. We eten eerst een broodje en zullen dan met haar het intakegesprek doen.
Tijdens het gesprek vertelt ze dat ze geen idee heeft hoe het verder gaat lopen en dat vind ik erg teleurstellend. Ik had zo gehoopt dat ze zou zeggen dat Erwin de volgende dag geopereerd zal worden, maar dat is nog helemaal niet aan de orde. Ze gaat de artsen inseinen dat Erwin er is en dan moeten we maar afwachten. Ik heb zin om de hele boel bij elkaar te gillen.
Ik zit een boek te lezen als er ineens een arts met een co-assistent de kamer inkomt. Dit is de specialist die Erwin gaat behandelen. Ik vind hem meteen al niet aardig. Dit is geen arts die eerst het een en ander uitlegt en je op je gemak stelt. Hij vertelt Erwin zonder omwegen en alsof het niks voorstelt, dat hij er rekening mee moet houden dat het gezwel een kwaadaardige tumor is. De snelheid waarmee het is gegroeid en het feit dat het om het bot heen zit, waardoor er een breuk in het bot is ontstaan, zou daarop moeten duiden. Geen wonder dat Erwin zoveel pijn heeft.
Volgens hem is het eigenlijk een geluk bij een ongeluk dat Erwin door de schroevendraaier, en alle daarop volgende behandelingen, pijn heeft gekregen, waardoor de tumor is ontdekt. Waarschijnlijk heeft de tumor er al een tijdje gezeten, zonder dat Erwin er last van heeft gehad. Door de klap van de schroevendraaier is er een trauma, zoals hij het noemt, ontstaan en is de tumor als een gek gaan groeien.
Wat het precies is kan hij nog niet zeggen. Het kan vanuit de spier komen, vanuit de lymfeklieren of nog iets anders, maar dat ben ik helaas vergeten. We moeten er in ieder geval rekening mee houden dat de operatie heel lastig zal zijn en ook dat er nogal wat zaken bij komen kijken na de operatie. Alle onderzoeken die in het Spaarne zijn gedaan, zullen weer opnieuw worden gedaan en er zal een punctie worden genomen.
Wat ik nooit meer zal vergeten is het ongelovige en machteloze gezicht van Erwin als hij zegt dat de arts hem hier wel mee overvalt. Mijn hart breekt. Ja, in het Spaarne zijn er immers een paar specialisten langs geweest die vertelden dat dit soort gezwellen meestal goedaardig zijn en goed te opereren. Daar hou je je dan toch aan vast. Maar nu slaat die man in een keer de bodem onder ons weg.
De rest van de middag huilt Erwin een beetje en ik continu. We houden elkaar vast en Erwin zegt dat hij me wel nodig heeft in dit hele traject. Dat we dit samen gaan doen is natuurlijk logisch. Toch denken we allebei onze eigen dingen. Er gaat van alles door ons heen. Gek genoeg zijn het vooral praktische dingen, die nu nog helemaal niet aan de orde zijn. Ik bedenk me al dat we de trap waarschijnlijk moeten aanpassen voor een lift en Erwin maakt zich er zorgen om dat hij misschien niet meer kan werken.
En dan die foto van Rick en Anouk die op het kastje naast het bed staat, ik heb de neiging die op zijn kop te leggen, omdat ik niet weet hoe ik ze dit moet vertellen. Omdat we zelf nog helemaal niet weten hoe erg het is en wat er allemaal gaat gebeuren, besluiten we de kinderen voorlopig onwetend te laten en alleen te vertellen dat de dokter alles nog een keer wil onderzoeken en dat het dus nog wel een week langer kan duren, voordat papa geopereerd wordt.
Wat een ongelofelijke kutdag! Ik heb alleen maar zin om heel hard weg te rennen en te hopen dat alles niet echt is als ik weer terug kom, maar dat slaat natuurlijk helemaal nergens op. Dit is écht realiteit en een strijd die we aan moeten gaan. Wij samen, met heel veel hulp van alle lieve mensen om ons heen.
Als Erwin zijn avondeten krijgt, ga ik naar huis. Ik ben helemaal op en heb heel erg behoefte aan alleen zijn. Ik ben blij dat ik in de file sta, zo kan ik alles rustig op een rijtje zetten. Ik bel mam en licht haar alvast een beetje in. Als ik thuiskom is zij nog met de kinderen bij de kijkavond op school. Ik vertel het hele verhaal aan pap, maar die reageert een beetje onbewogen. Hij weet waarschijnlijk ook niet wat hij moet zeggen. Als mam thuiskomt met de kinderen doen we net alsof er niets aan de hand is. Gelukkig lukt dat goed.